Thursday, 19 July 2012

beneveld

'Zoals ik van jou houdt, zo heb ik nog nooit van iemand gehouden...'

David zat op de bank met een glas wijn in zijn hand en dacht na over de woorden die als een betovering in zijn hoofd nagalmden. Hij begreep ze niet. Wat bedoelde ze ermee? Wat was er zo speciaal aan hem dat hij deze verkondiging deed toekomen? Wat moest hij ermee? Hij nam een slok uit het gas wat in zijn hand bungelde, wat gevaarlijk helde, zodat druppels rode wijn alarmerend dicht tegen de rand hingen. Hij zag het, vanuit een ooghoek, en tilde het glas een ietsje op, stuurde het naar zijn mond en nuttigde een beetje. De warmte van de alcohol brandde zachtjes tegen zijn lippen, op zijn tong en hij voelde het een baan door zijn slokdarm maken naar zijn maag. Met zijn ogen dicht volgde hij de prikkels, was hij blij dat hij even niet aan de woorden hoefde denken die zij had gesproken, liefdevol bedoeld, zo wist hij, maar onbegrepen door hem.

Wat was liefde in godsnaam? Wat had je aan liefde? Liefde deed pijn. Liefde kon je kwetsen... Iedereen die hem tot dan toe had verkondigd van hem te houden, dingen te doen omdat men van hem hield, had hem gekwetst... Ongenadig pijn gedaan, en geen verontschuldiging was ooit gevolgd, geen poging om ongedaan te maken wat hem was aangedaan. Dus hij was er zich voor gaan wapenen. Niemand zou hem meer pijn doen, niemand zou hem meer kunnen raken... Hij was onverschillig geworden voor de tekens van genegenheid die hem sporadisch werden toegeworpen. Hij merkte ze wel op, maar negeerde ze daarna verder. Wat goed zou het hem doen? Wat zou hij eraan hebben om zich in te laten met iemand die mooie woorden had voor hem, vrienden van hem, zoals ze zich noemden, de enkele lieve jongen van zijn middelbare school eerst, die hij leek te kunnen vertrouwen, en daarna op de universiteit, waar hij ook, soms, met vrouwelijke studenten een prettige klik had, maar ook daar bleef hij op zijn hoede. Aan dit soort risico's had hij geen behoefte.




Dat hij haar in zijn leven had toegelaten was een klein wonder. Maar zij was dan ook een klein wonder, tenminste, in zijn ogen. Ingrid was de verstrooide assistente die door het uitzendbureau was gestuurd om zijn aantekeningen uit te tikken, de vele krabbels die hij maakte in zijn functie als professor Engelse Literatuur aan de universiteit van King's College in London, omdat Betsy, die vier jaar ervoor haar intrede had gedaan en die hij blind was gaan vertrouwen, met zwangerschapsverlof was gegaan en niemand anders het meer dan twee dagen volhield in zijn stoffige kantoor waar alleen klassieke muziek werd getolereerd. Ingrid leek het zelfs wel fijn te vinden, neuriede mee met Rachmaninov en Stravinski, en David bekeek haar soms vanuit zijn eigen kantoor, door de deur heen en zag haar zitten aan haar bureau, druk bezig met de computer voor haar neus, de tekst naast haar, in gesprek met een van de andere secretaresses, en hij leerde haar waarderen, al was hij soms verbijsterd door spelfouten die zij niet had opgemerkt (er zat toch wel degelijk spellcheck op dat stomme apparaat?!), of koffie die op het laatste moment over een stuk tekst was gemorst, zodat het nog eens moest worden uitgeprint. Hij vond haar haar grappig (kort, met af en toe een speldje in haar lok), haar kleding keuze vreemd (maar had hij wel recht op speken in dit soort dingen? Hij droeg ten alle tijden bruine chino's en shirts die in kleur varieerden van wit tot donkerblauw, met als uitschieter een felpaarse die hij van zijn zus had gekregen bij wijze van verjaardagskado; Ingrid speelde met kleuren en stijlen al bleef het wel in een soort van artistieke retro hangen. Of zo), en haar manier van spreken verfrissend. Ze wist een beetje van van alles, zo bleek. Hij wist alles van maar weinig...

Ze had haar hoofd in vertwijfeling achterover gegooid, tegen de rugleuning van de andere leunstoel bij het raam. Ze keek moe, bang voor zijn reactie, maar ook moe van de strijd die hun samenzijn leek te zijn geworden. 'Waarom laat je me niet toe?' vroeg ze zachtjes, tranen wegbijtend.

Ja, waarom eigenlijk niet? Had ze niet al vele malen bewezen dat ze te vertrouwen was, dat ze oke was? Dat bij haar zijn kniereflex niet nodig bleken, maar het zat zo diep... Ze zei van hem te houden, zoals ze van nog iemand anders had gehouden... Maar wat betekende dat dan? Wat moest hij er mee?

Zij was de eerste geweest bij wie hij zijn bescherming een beetje had durven zakken. Nou, nee, er was al eens iemand anders geweest, maar daar dacht hij liever niet meer aan. De pijn die dat veroorzaakte had hem lange tijd uit het veld geslagen, en dus was het verdwenen achter een dikke muur, ergens in zijn herinnering. Dat hij nu, op zijn 37e, wederom iets van zwakheid durfde tonen was geheel te danken aan haar warmte, haar zachtheid, haar openheid, en de genegenheid die zij voor hem leek te voelen, na de vele gesprekken die ze hadden gevoerd tijdens wandelingen in de lunchpauzes door het parkje in de buurt, waar ze steeds een beetje meer van zichzelf liet zien, en hij vol huivering heel soms haar voorbeeld volgde, maar pas toen zij elders ging werken, en zijn vertrouwde Betsy weer terug was, merkte hij hoeveel hij haar miste en hij vertelde haar dat, en tot zijn stomme verbijstering voelde zij hetzelfde, en ineens had hij een geliefde...

Hij was veranderd. Wist hij. Zei zijn zus. Ten goede, had die gezegd, maar David was ervan geschrokken... Hij was altijd helder geweest, helder, en scherp, en analytisch, en nu zat er een kat op zijn stoel naar hem te knipogen, en gaf hij etentjes waar collega's werden uitgenodigd, en bekeek hij films waarin schattige stelletjes voorkwamen, en had hij al in geen tijden naar Rachmaninov geluisterd tijdens het eten, maar naar een plezierig stukje folkmuziek waar Ingrid zo van hield, en hij was bang geworden... Bang voor de man die hij ineens bleek te zijn... Die rare kerel die hij niet herkende... Die vreemde gast die soms huilde als hij aan haar dacht, die zwijmelde van genoegen als zij zich aankleedde om naar haar werk te fietsen, die verdriet voelde als zij een paar dagen op bezoek was bij haar ouders ergens in Cornwall... Die haar miste... Moest hij dit tegen haar zeggen? Maar...

'David, ik ga een paar dagen naar Sofie, dan kan je nadenken over ons, misschien is dat wel beter nu...' hoorde hij in een nevel, ergens... Gerommel klonk uit de slaapkamer en de deur van de flat werd geopend... 'Ik hou van je, maar ik weet niet of het genoeg is, voor ons...' De deur sloot, en daarmee voelde hij een steek in zijn hart...

No comments: