Zij was er kennelijk zo een...
Zo'n trieste vrouw waar ze wel eens over las in de Libelle bij haar moeder thuis, zo een die niet uit een relatie kon stappen die op een of andere manier niet werkte, maar waarin geen van beiden de stap durfde zetten om er iets aan te doen. De realisatie druppelde langzaam binnen, terwijl ze de afwas deed. De borden en kopjes die door hem waren vuil gemaakt, gisteravond laat, en die zij weer mocht schoonmaken. Alweer...
Ze wist niet of ze boos moest zijn, of welke emotie ze nu eigenlijk voelde. Ze voelde zich verdoofd, lamgeslagen na jaren zoeken naar redenen waarom ze wel gelukkig was, waarom ze zich wel tevreden voelde binnen haar huwelijk, maar de put was leeg. Ze haalde nu alleen maar modder naar boven, de rotzooi die ze zo lang had genegeerd.
Inderdaad, hij was degene die haar een reden had gegeven om te geloven dat er een weg was uit de grauwheid die haar leven toen was, en hij hielp haar om zichzelf te zien als een vrouw die de moeite waard was, gewoon, omdat hij dat vond. Maar de opwinding die dat toen gaf, had al jaren geleden plaats gemaakt voor iets dat leek op vanzelfsprekendheid. Er miste iets, en ze durfde niet toe te geven wat het was.
Het droogrekje vulde zich gestaag met de koffiekopjes en bierglazen, en ze zuchtte diep. Ooit had ze gedroomd over een gepassioneerd leven met een mooie man, eentje die wel leek op haar man, alleen was deze helemaal gek van haar, een beetje zoals je ze in romantische films zag. Zoals je ze kennelijk alleen maar in romantische films zag. Een domme dromer was ze, wist ze van zichzelf. Een dromer, met haar hoofd in een wolk, fantaserend over een leven vol moois en een lieve, maar toch hartstochtelijke man die met liefde en plezier een haardvuur in elkaar toverde, waarbij ze zouden zitten en praten over het Leven en van alles en waardoor ze zich vurig aanbid wist...
Hij had nog nooit gezegd dat hij van haar hield. Soms, dan hoorde ze hem zeggen dat hij om haar gaf, en dan klonk het meer alsof hij met een pistool tegen zijn slaap gedwongen werd haar weer eens gerust te stellen. Ze wist het toch wel, dat hoefde hij toch niet elke week tegen haar te zeggen? Ze wist ook wel dat hij moeite had met het laten zien wat hij voelde, dat zijn liefde tonen hem net zo makkelijk afging als bij haar het geven van een voordracht aan een collegezaal vol tieners... En daar had ze al vijftien jaar rekening mee gehouden. Ze had het in het begin wel eens aangekaart, geprobeerd hem te laten praten over hoe en waarom, maar de kilte die dan in de kamer hing was het haar niet meer waard geweest, dus liet ze het gaan, en werden ze na verloop van tijd, nadat hun twee kinderen steeds meer hun eigen gang gingen, maatjes. En niet meer dan dat...
En dat zou vast en zeker prima zijn geweest - ze voelde zich vereerd dat hij tenminste in haar heel soms durfde vertrouwen, als was zij klaarblijkelijk de enige vrouw in de wereld die deze eer toekwam - als ze nooit had gevoeld wat ze vorige week ineens voelde. Dan had ze geen vergelijkingsmateriaal en kon ze fijn verder met haar leven op half. Maar het was er wel, en nu was zij behoorlijk verward, en bleef het gestalte van de Man in Kwestie koppig steeds terugkomen in haar gedachten... Vervloekte Man in Kwestie!! Waarom moest uitgerekend hij de leerkracht voor keramiek vervangen die nu afwezig was wegens een burn-out?! Maar nee: het lot had anders bedacht en maakte dat hij zich kwam melden, vorige week, op haar kantoor, waar ze de administratie van de middelbare school - voor een deel - onder haar hoede had. En meteen al, toen hij zich voorstelde en vroeg waar hij moest zijn, voelde ze zich warm worden van binnen. Hij lachte zo mooi, vooral naar haar... De rest van de week bleef ze hem tegenkomen, en ze kregen een gesprek over een theatervoorstelling waar ze allebei heen zouden gaan, en ze voelde zich weer net een tiener - niet veel ouder dan haar jongste zoon. Hij raakte haar wel eens aan, terwijl hij praatte en dan voelde ze een lichtflits in haar hoofd.
Ze haalde het stopje uit de gootsteen en veegde het aanrecht schoon. Potjes pindakaas en chocopasta gingen in het daarvoor bestemde mandje in de kast, en de koffiebus zette ze in de koelkast. De blauw met groene bloemetjesmok die ze ooit van vakantie had meegebracht stond klaar voor de koffie uit de kan. Ze spoelde de gootsteen schoon en veegde de laatste kruimels eruit, waarna de poetsdoek in de wasmachine werd gegooid, en ging zitten op de stoel die naast de verwarming stond. Uit haar broekzak haalde ze het papiertje. Zijn telefoonnummer stond erop. In potlood. Als ze hem zou bellen, zou ze nooit meer zo'n vrouw zijn... Niet zo'n triest, maar zo'n andere... En wat had ze liever?
3 comments:
*zucht* o zo herkenbaar. Ooit was ik zo'n vrouw... in zo'n huwelijk.. pff. Mooi geschreven, Daan!
Wow....in één adem....
merci...
:-)
Post a Comment